Celgenoten

Een avondje samen in het cachot schept een band. In canon liederen zingen met de naburige cel, lachen met de flikken en nieuwe boodschappen kerven op de muren van de aftandse kazerne, het zijn maar enkele van de vele activiteiten waarmee we de tijd doden terwijl we wachten om ‘verwerkt’ te worden door ons inefficiĆ«nte politionele systeem. Je celgenoten worden al snel kameraden, ook al heb je in het verdere leven weinig met elkaar gemeen. Je bent tenminste niet alleen.

Maar niet lang daarvoor, terwijl ik geboeid, in de gietende regen op het asfalt gedeponeerd wordt door twee zwaar uitgeruste agenten en ik de passanten wat vreemd naar ons zie kijken, zat ik me nog af te vragen wat dit soort acties voor nut heeft. Straten blokkeren, wordt daar iemand eigenlijk beter van? Ik alleszins niet: ik heb het koud en nat, m’n schouders doen pijn, mijn mede-activisten kan ik niet helpen. We zijn allemaal hulpeloos, we kunnen noch geven noch krijgen terwijl we nochtans willen en bij elkaar zijn.

Op het nieuws zullen wel weer vox populi fragmenten verschijnen (en haar ranzige variant, de online-commentaar) van kwade automobilisten en passanten die zeggen dat het ‘de zaak niet helpt’. Daar is zo wat iedereen het over eens, voor- en tegenstanders: verstorende, burgerlijk ongehoorzame acties helpen niet. Denkt men. Zegt men. Buikgevoel.

In een poll uit 1961 werd aan de Amerikaanse bevolking gevraagd of de sit-ins en andere geweldloze acties de ‘negro cause’ voor integratie bevorderden of schaadden. De overgrootte meerderheid antwoordde in het negatief. De geschiedenis, daar zijn we het hopelijk allemaal over eens, bewees hen ongelijk. Door de actie steeds te herhalen, steeds weer in het nieuws te komen, is men verplicht om telkens weer de confrontatie aan te gaan met de argumentatie er achter. Elke vastgelijmde activist, elk blik soep tegen een schilderij, platgezette band, bezette universiteit, zet druk op de maatschappelijke ketel: steeds maar weer wordt er op de feiten gehamerd, maar ook op de morele noodzaak, maar verhoogt ook de kost van business-as-usual. Beetje bij beetje zal de curve onze richting uit plooien.

Wij (klimaat)activisten proberen ons op te trekken aan het idee dat de geschiedenis ons gelijk zal bewijzen. Weliswaar enkel met grimme genoegdoening, want tegen dan zal de schade al zo groot zijn dat er nog maar weinig te vieren meer valt. Tot dan zal de passant meewarig het hoofd schudden op het nieuws en de automobilist woest met zijn vuist naar ons schudden vanuit zijn hermetisch afgesloten stadstank.

Maar tot dan staan niet alleen, want we zijn elkaars celgenoten. Naast de tijd in de cel, delen we ook de tijd in de geschiedenis.